Inhoud
Je hoeft geen natuurgids te zijn om deze brochure te kunnen gebruiken. Want afgezien van de werkvorm ‘excursie’ – die immers ook leraren in buitenwerk kunnen gebruiken – gaat deze brochure vooral over de vraag hoe je natuureducatie/onderwijs en ‘Educatie voor Duurzame Ontwikkeling – EDO’ (de mooie Vlaamse pendant van ons ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’) kunt combineren. Dat gebeurt al meteen in de hoofdstukjes 2 (didactiek van EDO) en 3 (hoe breng je EDO in de praktijk). In die hoofdstukken komt vooral aan de orde wat deelnemers (doelgroepen/leerlingen) van EDO kunnen leren, wat de educator/leraar inhoudelijk kan inbrengen en welke vaardigheden hij/zij daarvoor nodig heeft.
In hoofdstuk 4 worden een tiental onderwerpen bij de kop genomen waarmee een concrete handleiding voor de praktijk ontstaat. Die onderwerpen zijn biodiversiteit, klimaat, trekvogels, bos, landbouw, park, landschapsgeschiedenis, rivieren, stilte en duisternis. Een mooie verzameling waarmee je heel verschillende belevings- en leersituaties kunt creëren. In dit hoofdstuk zit dan ook de echte kracht van deze brochure.
Voorbeelden
Nemen we bijvoorbeeld ‘landschapsgeschiedenis’. Ogenschijnlijk een ‘braaf’ onderwerp. Maar die Vlamingen weten er meteen een ‘duurzaamheidsdraai’ aan te geven door de, bij ieder onderwerp consequent volgehouden, aspecten ‘Verwondering’, ‘Zorg’ en ‘Rechtvaardigheid’ uit te werken.
Je komt dan al snel uit bij een tekst als: ‘Heideterreinen en andere traditionele landschappen leren ons hoe moeilijk het vroeger was voor de boer om de bodemvruchtbaarheid te behouden. Dit is in grote delen van de wereld nu nog het geval. Anderzijds kunnen wij het ons nu veroorloven om stuifduinlandschappen als natuurreservaat in stand te houden (Kalmthoutse Heide; Hoge Veluwe) terwijl verwoestijning elders op aarde voor ganse volkeren een groot milieuprobleem vormt’.
Landdegradatie, sociaal-economische Noord-Zuiddialoog, mondiale ecologie, tijd en ruimte – wil je duurzaamheid nog ‘donkergroener’?
Reflectie
De tekst wordt, net als in ‘De vlag en de lading’, afgesloten met een reflectiemodel: de EDO-toets in hoofdstuk 5. Hier komen de drie bovengenoemde aspecten plus de organisatie van de activiteit aan de orde. De educator/leraar wordt geacht deze vóór de activiteit in te vullen en er na afloop met de groep over te spreken.
Wat mij betreft een brochure die èn laagdrempelig is èn er in slaagt duurzame ontwikkeling in educatieve/onderwijskundige zin kort en bondig uit te werken.