Handboek voor natuurwandelingen

Happy child enjoying the good weather. Summer, spring.
Handboek? Dit eerste woord in de titel van het boek doet me meteen afvragen: wat is er nu ‘handboekachtig’ aan een verzameling beschrijvingen van natuurwandelingen? Het geeft ook geen systematische aanwijzingen en is – als leesboek – ook niet echt geschikt om mee te nemen op de wandeling zelf. Je zult je van tevoren moeten inlezen. Maar goed gekozen of niet, het gaat natuurlijk primair om wat de auteur te vertellen heeft – en hoe. 

Algemeen

Het boek beschrijft een twaalftal wandelingen, in heel diverse landschappen en door het hele land: strand en duin, bos, hei, beekdalen, weiland, plassen, stad, heuvelland, moeras, akkerland, rivier en kwelder. En inderdaad: als je met de auteur ‘meeloopt’, dan overvalt je – mij althans – dezelfde gemoedstoestand als Dijksterhuis zelf (denk ik): iets tussen de inventariserende systematicus (‘Zo, die kunnen we afvinken’), de romanticus (‘Wat een prachtvogel’) en de bezorgde natuurbeschermer (‘Ook hier weer de invloed van de geïndustrialiseerde landbouw’). En dat is een afwisseling in het boek die ervoor zorgt dat die beschrijvingen nooit vervelen. Precies het gevoel dat ik bij het lezen van Jac.P. Thijsse ook heb.

Op die schrijfstijl valt op een enkele plaats wel íéts af te dingen. In enkele alinea’s (blzz. 44, 48, 82, 92, 206) kom ik het woord ‘ik’ steeds 6x tegen (alsof hij het erom doet); idem ergens anders het woord ‘schapen’ (blzz. 57/58). Dat is wat veel van het goede in een paar regels.

Niet heel erg, wel op die plaatsen wat storend. Maar ach ….

De wandelingen

Al in het eerste verhaal, over strand en duin, voelde ik de geest van Thijsse: directe observatie in de natuur, in huiselijk-beeldende taal, waarna ook Dijksterhuis je meeneemt op ‘zijpaadjes’ en een verdieping aanbrengt van wat hij ziet. Of werkt een gedachte die associatief bij hem opkomt, uit. Of een humoristische opmerking en observatie: “Hoewel goudhaantjes meestal hoog in de kruinen blijven, heb ik vaak oog in oog met ze gestaan – en één keer ging er zelfs eentje op mijn hoofd zitten. Ik stond roerloos en het vogeltje moet mij hebben verward met een paal of boomstronk”.

Het knappe van die ‘huiselijke’ benadering is dat je het allemaal een beetje voor je ziet – een beetje alsof je zelf al op pad bent. Ook het steeds wisselen van perspectief (directe waarneming en dan meenemen in gedachten daarover) houdt je ‘wakker’. En toch.

Toch mis ik iets heel belangrijks: illustraties. Je zou kunnen denken – wat nostalgisch – aan de ‘Verkadeplaatjes’ (met toestemming uiteraard). Of aan zelfgemaakte foto’s, schetsen of tekeningen zodat het beeld toch nog levendiger en ‘échter’ wordt. Het boek zelf is dan ook, wat mij betreft, wat ‘kaal’, een beetje saai vormgegeven.

Dat wordt niet goedgemaakt door de heel schetsmatige kaartjes die voor ieder hoofdstuk zijn geplaatst. Die hadden beter een wat gedetailleerdere, cartografische basis kunnen krijgen want nu geven ze te weinig informatie. Dijksterhuis schrijft dan wel in zijn inleiding dat hij voorgeschreven routes graag aan zijn wandelschoenen (!) lapt maar het was ook wel handig geweest als hij de lezer op zijn minst naar een goed te bereiken beginpunt had ‘meegenomen’. Dat kan echt beter. Want dat is ook waartoe het boek leidt: de behoefte om er zelf in die gebieden op uit te trekken!

Al met al een boek dat zeer de moeite van het lezen waard is. Je leert diverse landschappen weer eens van een heel andere kant zien en hoopt dat, wanneer je zelf eens op pad gaat, ook zoveel waarnemingen kunt doen. Mijn enige hoop voor een tweede druk is dat die er wat ‘fleuriger’ uitziet.

    Handboek voor natuurwandelingen

    Dijksterhuis, Koos, 2018

    Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen

    Deel deze pagina:

    Meer nieuws